Fotografie: Diafragmagetal

In de fotografie wordt het begrip diafragma vaak gehoord. Op zich geen bijzonderheid, maar er is vaak verwarring. Een voorbeeld is de vaak gebezigde zin “een groter getal is een kleiner diafragma”. Waar komt dit vandaan?
Ten eerste is die zin is niet correct. De oorzaak ligt verscholen in het feit dat je in dit geval eigenlijk niet over het diafragma moet praten, maar over het diafragmagetal. De hoeveelheid licht die door het objectief valt is namelijk niet alleen afhankelijk van de diafragmadiameter (D) maar ook van de brandpuntsafstand (f).
Het diafragmagetal is simpel te berekenen:

Diafragmagetal = f / D

Doordat het diafragmagetal een verhouding is van deze twee waardes is het gemakkelijk te verklaren waardoor een groter diafragmagetal minder licht oplevert. Bij een gelijkblijvende brandpuntsafstand (boven de streep) en een steeds groter wordende diafragmadiameter (onder de streep) komt er méér licht door het objectief, terwijl het diafragmagetal kleiner wordt. Een kwestie van je breuken kennen 🙂

Het diafragmagetal is gewoonweg een dimensielose aanduiding en bereken je dus met behulp van de diafragmadiameter. Om de werkelijke hoeveelheid doorgelaten licht te berekenen moet je echter de oppervlakte van de diafragmaopening gebruiken.

Om een klein beetje de boel te normeren is het verloop tussen de maximale en minimale hoeveelheid licht wat door het objectief de beeldsensor bereikt in stappen verdeeld, ofwel in stops. Elke stop is een halvering of verdubbeling van het oppervlakte van de diafragmaopening, dus telkens een halvering of verdubbeling van de hoeveelheid doorgelaten licht. Nogmaals we hebben het nu dus over oppervlakte en niet meer over de diameter van het diafragma.
Om een oppervlakte te halveren moet je niet delen door 2 maar door √2 of wel ≈1,41. En nu komen we ook een beetje in de buurt van de oorsprong van de veel gebruikte diafragma reeks:

1 – 1.4 – 2 – 2.8 – 4 – 5.6 – 8 – 11 – 16 – 22 – 32

Tussen elke waarde zit dus een factor √2.
Omdat het diafragmagetal een verhouding is tussen brandpuntsafstand (f) en diafragmadiameter (D), krijg je voor het diafragmagetal de volgende reeks:

f/1 – f/1.4 – f/2 – f/2.8 – f/4 – f/5.6 – f/8 – f/11 – f/16 – f/22 – f/32

Omdat op een objectief nou eenmaal geen zee van ruimte is om een lekker stukje tekst kwijt te kunnen, kiezen de meeste fabrikanten ervoor om f/ weg te laten. Maar je moet voor ogen hebben dat het er wel bij hoort. Het is nou eenmaal het diafragmagetal wat je daarop ziet en niet het diafragmadiameter of -opening.

Een objectief met een maximaal diafragmagetal van f/2.8 is 2x zo lichtsterk dan een objectief met een diafragmagetal van f/4 (bij een gelijkblijvende brandpuntsafstand(f))

Er zijn ook objectieven waarbij je ook tussenliggende waardes kunt kiezen, hierdoor kun je waardes tegenkomen van bijv. f/6.3 of f/7.1.

Omdat het diafragmagetal mede afhankelijk is van het brandpuntsafstand (f) wordt het begrijpelijk dat het diafragmagetal verandert wanneer je zoomt bij gebruik van een zoomobjectief. Het brandpuntsafstand (f) verandert immers.
Er zijn ook zoomobjectieven met een vast diafragmagetal over het gehele zoombereik. Dit vergt echter een uitgekiende en complexe constructie en is daardoor een stuk duurder.

Bladwijzer maken Permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.